About the album
Born in 1624, Giovanni Antonio Pandolfi Mealli was brought up partly in Venice and ended up in Innsbruck as a member of the Court Band. His name crops up later as a violinist in churches and at court in Messina and finally in Madrid, where it is likely that he died in 1687. There were two important stylistic periods for violin literature in the 17th century. In the early decades, a corpus of instrumental music appeared in northern Italy, with the first solo music explicitly for violin being written by composers such as Castello, Fontana and – most of all – Marini. Towards the tail-end of the century, we see the flowering of a refined culture of instrumental music in Austria, dominated by virtuosi such as Biber, Walther and Schmelzer. Pandolfi Mealli was caught in the middle, not being a follower of either school, and may have been somewhat lost from view among all these star performers.
The twelve sonatas included in this album were published in Innsbruck in 1660 as two volumes, opus numbers 3 and 4, and are generally considered to be a united pairing. At first sight, the sonatas offer little in the way of variety. Some older literature even voices disdain at these works because of their lack of individualist, virtuoso or violinistic elements.
Closer inspection, however, reveals a good number of interesting features in the collection: each sonata seems to have its own pronounced and unique character, varying from the obsessively chromatic to the heavenly naive. We can see subtle differences between ostensibly similar movements and the music is full of unexpected twists and turns. Stylistically, some of the sonatas clearly refer to early 17th century Venetian examples. Others introduce elements that would play an important part in later Austrian repertoire for violin. Many of the sonatas are surprisingly vocal, some sort of reference to contemporary song culture. These vocal sections invite the violin to decorate the melody.
It is also hard to determine what instrumentation would have been used as the continuo for this repertoire. My own choice, based on the colourful combination of harp, organ and cello, is based in part on contemporary sources but also on my own curiosity about the tonal possibilities of this ensemble.
Op haar eerste cd voor Challenge Classics koos de Nederlandse barokvioliste Eva Saladin voor de weinig bekende sonates van de Italiaanse componist Pandolfi Mealli. Zij hield altijd al van zijn muziek, die eenvoudig is maar zeer expressief en vocaal. Zoals de violiste zegt: ‘Bijna zonder enige virtuoze effecten maar origineel en nooit voorspelbaar’. Ze houdt vooral van de delen die zijn geschreven als liederen met coupletten en een refrein. Een album met prachtige, verstilde muziek, aangenaam om naar te luisteren.
Giovanni Antonio Pandolfi Mealli, geboren in 1624 in het Toscaanse Montepulciano, groeide deels op in Venetië, waarna hij terechtkwam in Innsbruck als lid van de Hofkapelle aan het hof van de muziekliefhebber aartshertog Ferdinand Karl. Later duikt Giovanni op als kerk- en hofviolist in Messina en nog weer later als lid van de huishouding van de pauselijke nuntius in Madrid, waar hij waarschijnlijk in 1687 overleed.
Pandolfi Mealli lijkt een marginale figuur in het rijke vioollandschap van de 17e eeuw, met in de eerste decennia de instrumentale muziek in Noord-Italië, waarbij de eerste solomuziek expliciet voor viool werd geschreven door componisten als Castello, Fontana en vooral Marini. En aan het eind van die eeuw de bloei van een verfijnde cultuur van instrumentale muziek in Oostenrijk met vioolwerken van virtuozen als Biber, Walthe en Schmelzer. Pandolfi Mealli zat er precies tussenin, maar was wel de enige componist die de Italiaanse school kon combineren met de latere Oostenrijkse school.
De twaalf sonates op dit album werden gepubliceerd als twee delen, opus nummers 3 en 4. Over het algemeen worden ze beschouwd als eenheid. Op het eerste gezicht bieden de sonates weinig afwisseling, ze lijken een schema te volgen. Beginnend met een langzame opening die eindigt in een rustteken, waarop een rij van aaneengesloten delen volgt. Bijna elke sonate eindigt met een lange uitgeschreven triller in de stijl van de vroege 17de eeuw. Er is, met één uitzondering, geen programmatisch verband vast te stellen tussen de inhoud van een sonate en de titel. Enkele oudere artikelen spreken zelfs met een beetje dédain over deze werken, omdat er individuele, virtuoze en violistische elementen zouden ontbreken.
Bij nader inzien is de verzameling zeer interessant: elke sonate blijkt een uitgesproken en uniek karakter te hebben, variërend van obsessief-chromatisch tot hemels-naïef, er zijn subtiele verschillen tussen op elkaar lijkende delen en de muziek zit vol onverwachte wendingen. Sommige sonates verwijzen duidelijk naar vroege 17de-eeuwse Venetiaanse voorbeelden. In andere zijn elementen te herkennen uit het latere Oostenrijkse vioolrepertoire. Veel sonates zijn verrassend vocaal, als een soort verwijzing naar de hedendaagse zangcultuur. Deze zangsecties nodigen de viool uit om de melodie te versieren.
De sonates van Pandolfi Mealli uit 1660, vertonen een breed scala aan karakters en sfeer, een diversiteit die versterkt wordt door de verschillende combinaties van de bezetting die Eva Saladin koos. De stukken waren destijds populair onder violisten en werden ook uitgevoerd op de blokfluit of de zink, ook wel cornetto genoemd.
Voor de bezetting koos Eva de kleurrijke combinatie van harp, orgel en cello, deels gebaseerd op bronnen, maar ook op haar nieuwsgierigheid naar de klankmogelijkheden van deze samenstelling. De uiteindelijke keuze voor de instrumentatie van elke sonate was zowel persoonlijk als intuïtief. Aan de ene kant kan een werk inspireren tot het gebruik van een bepaald continuo-instrument, aan de andere kant beïnvloedt dit instrument weer het karakter van de sonate, en zelfs hoe de vioolpartij gespeeld wordt. Voor dit album werkte Eva Saladin samen met Johannes Keller (orgel en klavecimbel), Vera Schnider (harp) en Johanthan Pešek (cello).
De in Bazel wonende Nederlands-Zwitserse barokviolist Eva Saladin is een eigenzinnige en vernieuwende stem in het oude muziek speelveld. Ze geeft solorecitals en treedt op met kamermuziekensembles en orkesten in heel Europa. Eva heeft een brede kennis van stijl en speeltechnieken van het begin van de 17e tot het begin van de 19e eeuw. Ze is een ervaren orkest- en ensembleleider en een bekwaam improvisator. In 2021 was ze Artist in Residence op het Festival Oude Muziek Utrecht.
Der 1624 geborene Giovanni Antonio Pandolfi Mealli wuchs teilweise in Venedig auf und kam als Mitglied der Hofkapelle nach Innsbruck. Später taucht sein Name als Geiger in Kirchen und am Hof in Messina und schließlich in Madrid auf, wo er wahrscheinlich 1687 starb. Im 17. Jahrhundert gab es zwei wichtige stilistische Perioden für die Violinliteratur. In den ersten Jahrzehnten entstand in Norditalien ein Korpus von Instrumentalmusik, wobei die erste Solomusik explizit für Violine von Komponisten wie Castello, Fontana und - vor allem - Marini geschrieben wurde. Gegen Ende des Jahrhunderts blühte in Österreich eine verfeinerte Kultur der Instrumentalmusik auf, die von Virtuosen wie Biber, Walther und Schmelzer dominiert wurde. Pandolfi Mealli befand sich in der Mitte, da er keiner der beiden Schulen angehörte, und geriet vielleicht zwischen all diesen Starinterpreten etwas aus dem Blickfeld.
Die zwölf Sonaten, die in diesem Album enthalten sind, wurden 1660 in Innsbruck in zwei Bänden mit den Opusnummern 3 und 4 veröffentlicht und werden im Allgemeinen als ein einheitliches Paar betrachtet. Auf den ersten Blick bieten die Sonaten wenig Abwechslung. In der älteren Literatur werden diese Werke wegen ihres Mangels an individualistischen, virtuosen oder geigerischen Elementen sogar verachtet.
Bei näherer Betrachtung zeigt sich jedoch eine ganze Reihe interessanter Merkmale in der Sammlung: Jede Sonate scheint ihren eigenen ausgeprägten und einzigartigen Charakter zu haben, der vom obsessiv Chromatischen bis hin zum himmlisch Naiven reicht. Wir können subtile Unterschiede zwischen scheinbar ähnlichen Sätzen erkennen, und die Musik ist voll von unerwarteten Wendungen. Stilistisch beziehen sich einige der Sonaten eindeutig auf venezianische Vorbilder aus dem frühen 17. Andere führen Elemente ein, die im späteren österreichischen Repertoire für Violine eine wichtige Rolle spielen sollten. Viele der Sonaten sind überraschenderweise gesanglich, eine Art Referenz an die zeitgenössische Liedkultur. Diese vokalen Abschnitte laden die Violine dazu ein, die Melodie auszuschmücken.
Es ist auch schwer zu bestimmen, welche Instrumentierung als Continuo für dieses Repertoire verwendet worden wäre. Meine eigene Wahl, die auf der farbenfrohen Kombination von Harfe, Orgel und Cello basiert, beruht zum Teil auf zeitgenössischen Quellen, aber auch auf meiner eigenen Neugierde auf die klanglichen Möglichkeiten dieses Ensembles.
Press
Eva Saladin seems to have carefully weighed these elements and succeeded in injecting a real dimension into these works by developing a particularly eloquent bow technique: The singular intensity of the passacaglia of "La Castella", the solar and tender character of "La Sabbatina" colored by the organ and harp, the sustained attention to the expressiveness of the intervals work wonders everywhere.
Classica, 01-3-2024
Saladin's playing can be a bit tentative at times, though she acquits herself well in the passagework. It is just that the music itself has a sameness about it that makes a little go a very long way.
Fanfare Magazine, 01-1-2024
Her violin grows into a character. In many sonatas, the violin becomes a kind of human voice, telling history lessons in a mysterious secret language, the details of which we do not learn, but we undergo the intoxication.
NRC, 16-6-2023
What is important, of course, is the quality of the performance, and that is beyond any conceivable criticism. Eva Saladin, the primus inter pares among this excellent group, really plays this music like a second skin, with a beautiful violin sound, while the other three musicians in varying line-ups articulate and phrase just as beautifully and convincingly with her. It is also fascinating to hear how the violin often takes on the magical shape of an enchanting singing voice, to which the continuo then just as charmingly anticipates. This is beautiful, adventurous music that comes out of the speakers to the fullest. So let your own listening adventure begin!
Opus Klassiek, 01-6-2023
Eva Saladin plays enchantingly beautiful, without vibration and with rich flourishes. She tells the musical story in a breathtaking way, as it were. Fresh, accurate and with a natural flow & touché. The performances sound organic, with the various instruments complementing each other flawlessly.
Music Frames, 22-5-2023
In Saladin's version (only the third recording ever), the accompanying role is filled by varying combos of harp, harpsichord, chamber organ and cello. In this way she plays to the strength of this repertoire: in terms of music, they are in the same vein, but in terms of character and atmosphere, each sonata is different – an effect that is accentuated by the tweaks in scoring. So double accolades for Saladin, who confirms her status as a top string player and violinfluencer.
De Standaard, 17-5-2023
Despite thorough study, she also takes freedom in alternating the accompanying instruments, which makes this album extra interesting. In La Monella Romanesca, for example, you can hear a majestically highlighted chamber organ (Johannes Keller), where in La Stella the velvet harp (Vera Schnider) and the sharper harpsichord pluck the lower voices. Above all this, Saladin makes shrill dissonances sizzle, her bow trills sound like sobs, then she sings a simple and comforting song.
De Volkskrant, 04-5-2023