About the album
The sonatas on the first two discs were emblematic of Beethoven’s early and middle periods, showcasing the composer’s command of the Classical idiom. The last two sonatas push the boundaries of the genre even further, resulting in artistic efforts of increased emotional intensity, cyclical scope, and lyrical intimacy. They are also considered among the most dramatic and challenging works in the duo repertoire.
An early review of Sonata no. 9 in the Allgemeine musikalische Zeitung was rude: ‘The addition to the title ‘scritta in uno stile molto concertante, quasi come d’un concerto’ appears eccentric, presumptuous and ostentatious’. However, to modern audiences this ‘like a concerto’ element that describes the equality and democratic dialogue between the two instruments is now integral to our understanding of the notion of chamber music and in this, Beethoven was a trailblazer. According to the great violinist Carl Flesch, ‘a flower must blossom in the souls’ of those performing Beethoven’s Sonata for Piano and Violin in G major Op. 96. The work dates from 1812, a full decade after previous six sonatas, and in its sublime beauty and pathos represents the transformation in Beethoven’s later works from the heroic, defiant drama immortalised in works like the ‘Kreutzer’ to something far more searching and spiritual, rather akin to his late quartets.
Dit is het derde en laatste deel met alle piano- en vioolsonates van Beethoven uitgevoerd door het veelgeprezen duo, de Britse violist Michael Foyle en de Estse pianist Maksim Štšura. Op deze opname staan de twee laatste Sonatas, No. 9, op. 47 en No. 10, op. 96. Waarschijnlijk de meest uitdagende en volwassen sonates van het hele oeuvre. De aantrekkelijke verscheidenheid aan toonkleuren die Foyle uit zijn Gagliano uit 1750 tevoorschijn tovert, maakt het een verleidelijk laatste deel van deze serie met sonates van Beethoven.
De sonates op de eerste twee cd’s zijn zinnebeeldig voor Beethovens vroege en middenperiode en tonen aan hoe goed de componist het klassieke idioom beheerst. De laatste twee sonates verleggen de grenzen van het genre nog verder, wat tot toenemende intense emotie, cyclische reikwijdte en lyrische intimiteit leidt. Deze sonates behoren dan ook tot de meest dramatische en uitdagende werken uit het duorepertoire.
In een vroege recensie van Sonata No. 9 in de Allgemeine musikalische Zeitung werd de toevoeging aan de titel 'scritta in uno stile molto concertante, quasi come d'un concerto' (geschreven in een zeer concertante stijl, bijna als een concert) als excentriek, aanmatigend en ostentatief gezien. Voor het moderne publiek is dit concertante element, dat de gelijkwaardigheid en democratische dialoog tussen de twee instrumenten beschrijft, tegenwoordig een integraal onderdeel van wat wij verstaan onder kamermuziek. En hierin was Beethoven een pionier.
Volgens de grote violist Carl Flesch moet in de ziel van diegenen die Beethovens Sonata No. 10 voor piano en viool uitvoeren, een bloem bloeien. Het werk dateert uit 1812. Een decennium na zes voorgaande sonates. Het stuk vertegenwoordigt in zijn sublieme schoonheid en pathos de transformatie in Beethovens latere werken, van het heroïsche, uitdagende drama in werken als de 'Kreutzer', naar iets wat meer zoekend en spiritueler is, eerder verwant aan de late kwartetten van Beethoven.
Die Sonaten auf den ersten beiden CDs sind emblematisch für Beethovens frühe und mittlere Schaffensperiode und zeigen, wie gut der Komponist das klassische Idiom beherrscht. Die letzten beiden Sonaten verschieben die Grenzen der Gattung noch weiter, was zu künstlerischen Bestrebungen von erhöhter emotionaler Intensität, zyklischem Umfang und lyrischer Intimität führt. Sie gelten auch als die dramatischsten und anspruchsvollsten Werke des Duo-Repertoires.
Eine frühe Rezension der Sonate Nr. 9 in der Allgemeinen musikalischen Zeitung war unhöflich: "Der Zusatz zum Titel 'scritta in uno stile molto concertante, quasi come d'un concerto' erscheint exzentrisch, anmaßend und ostentativ". Für das moderne Publikum jedoch ist dieses "konzertante" Element, das die Gleichberechtigung und den demokratischen Dialog zwischen den beiden Instrumenten beschreibt, heute ein wesentlicher Bestandteil unseres Verständnisses von Kammermusik, und in dieser Hinsicht war Beethoven ein Wegbereiter. Nach den Worten des großen Geigers Carl Flesch muss in den Seelen derjenigen, die Beethovens Sonate für Klavier und Violine G-Dur op. 96 aufführen, eine Blume erblühen". Das Werk stammt aus dem Jahr 1812, ein ganzes Jahrzehnt nach den vorangegangenen sechs Sonaten, und repräsentiert in seiner erhabenen Schönheit und seinem Pathos den Wandel in Beethovens späteren Werken von dem heroischen, aufbegehrenden Drama, das in Werken wie dem "Kreutzer" verewigt wurde, zu etwas weitaus Suchenderem und Spirituellem, das eher seinen späten Quartetten ähnelt.