About the album
Eighteenth-century London musical life was strongly oriented towards Italian music, with Arcangelo Corelli as the prime example. Corelli never visited England, but his music was heard everywhere, at home and on the concert stage. Handel and Geminiani, who composed in a style based on Corelli’s work, took full advantage of this ‘Corellimania’.
No wonder, then, that also foreign composers living in England were inspired by the work of the big three and continued their formula for success. Among these continuators (which sounds better than followers) Pieter Hellendaal must be counted.
Hellendaal was born in 1721 in Rotterdam as the son of a candle maker. Around 1740 he was in Padua for a while to be trained as a violinist and composer with Giuseppe Tartini, Europe’s most famous violin teacher. Hellendaal then settled in Amsterdam, nevertheless chose to leave for London in 1751, presumably with the hope of greater fame and income.
The London period lasted from 1751 to 1760. His Six Grand Concertos were issued in 1758 by the London music publisher John Walsh. Later, in Cambridge, Hellendaal was appointed organist of Pembroke Hall Chapel in 1762 and he would spend the rest of his life, a time span of almost forty years, in the city. He died in 1799, aged 78.
The Six Grand Concertos of 1758 are his only known works for orchestra. The characteristic of such a ‘grand concerto’ – a translation of the Italian concerto grosso – is the distinction between solo and tutti parts. In Hellendaal’s Grand Concertos there are four soloists, two violinists, an alto player, and a cellist, who together form the concertino.
Hellendaal certainly took the work of his three illustrious predecessors Corelli, Handel and Geminiani as a starting point, but he added a completely individual interpretation to it. The result is a set of six masterpieces.
Het toonaangevende ensemble La Sfera Armoniosa met leider Mike Fentross brengt opnieuw een smaakvol album uit met muziek van de belangrijkste Nederlandse late barok componist Pieter Hellendaal. Uitgaande van de stijl van Händel ontwikkelde Hellendaal een geheel eigen benadering van de Concerto’s voor strijkorkest. Met de opname in de Sint-Laurenskerk in Rotterdam bezorgen Mike Fentross en zijn ensemble de luisteraar een levendige en gepassioneerde live concertervaring.
In de achttiende eeuw was Londen al een van de grote metropolen van Europa en ook een muzikaal centrum van de eerste orde. Het muziekleven in de stad steunde op een brede klasse van welgestelde amateurs, die in hun liefhebberij werden begeleid door talloze beroepsmusici. Het concertleven kwam hier in de zeventiende eeuw op gang met muziek in openbare gelegenheden, toegankelijk tegen betaling. Geen wonder dat de stad een grote aantrekkingskracht uitoefende op musici uit andere landen, Duitsland en Italië voorop. De Duitse componist Georg Friedrich Händel was een van de muzikanten die naar Engeland vertrok en al snel een publiekslieveling werd. Maar ook Nederlandse musici vestigden zich in Engeland. Zoals Willem de Fesch, die zich kort na 1730 in London vestigde. Twintig jaar gevolgd door Pieter Hellendaal.
In de programma’s van Engelse concerten in het achttiende-eeuwse Londense muziekleven keren de namen van Corelli, Händel en Geminiani steeds terug. Kennelijk waren de werken voor strijkersensembles van deze componisten, welluidend en niet te moeilijk om uit te voeren, bij uitstek geschikt voor het Engelse publiek, zowel thuis als op het concertpodium. Geen wonder dus dat Engelse of in Engeland woonachtige componisten zich lieten inspireren door het werk van de ‘grote drie’ en daarmee hun succesformule voortzetten, zoals ook Pieter Hellendaal deed.
De Six Grand Concertos die hij in 1758 schreef zijn Hellendaals enige bekende werken voor ‘orkest’, waaronder een ensemble van vier tot maximaal zo’n twintig strijkers, violisten, altisten en cellisten, met een klavecinist voor de continuopartij, verstaan wordt. In Hellendaals Grand Concertos zijn er vier solisten, twee violisten, een altist en een cellist, die samen het concertino vormen. Dan zijn er nog vier corresponderende partijen die enkel- of meervoudig bezet kunnen worden en die het concerto grosso vormen. Meestal spelen concertino en concerto grosso samen, maar van tijd tot tijd treden de concertino instrumenten alleen op, wat een welkome afwisseling betekent in het verloop van de compositie.
Het basisidee van het Italiaans-Engelse concerto grosso is een opbouw met vier delen. Het eerste deel is een langzame inleiding, gebaseerd op de zogenaamde Franse ouverture, een erfenis van de zeventiende-eeuwse Franse componist Jean-Baptiste Lully. Op die ouverture volgt dan een fuga, waarin de verschillende stemmen één voor één inzetten met het thema van het deel. Dan volgt een langzaam deel, vaak in een andere toonsoort dan de voorgaande delen en meestal met een gevoelig karakter. Tenslotte is er de finale, doorgaans een vrolijk muziekstuk zonder al te veel complicaties, soms met een vorm die van de dans is afgeleid, zoals een menuet.
Hellendaal’s Concertos I en II voldoen keurig aan de traditionele opzet en er klinken ook talrijke echo’s van Corelli, Händel en Geminiani in door. Beide concerto’s worden besloten door een extra deel, achtereenvolgens een Menuet en een Bourrée (Borea). Dat Hellendaal een componist van een latere generatie dan Händel en Geminiani is, blijkt duidelijk uit de andere concerto’s. Daarin zit een grote variatie aan maatsoort en schrijfwijze en daardoor ook aan karakter. De verschillende delen volgen niet meer slaafs het traditionele model en soms valt een deel uiteen in secties met contrasterende karakters. Maar traditionele elementen keren regelmatig terug. Wel verstandig in een land waar alles wat er muzikaal gebeurde werd afgemeten aan het oeuvre van Händel.
Concerto III wordt afgesloten door een March, Concerto IV voegt aan de vier standaarddelen een Pastorale toe, met zijn 6/8-maat en lang aangehouden basnoten op Italiaanse voorbeelden gebaseerd. Concerto V begint met een inleidend deel dat zo lang doorgaat dat het een groter gewicht krijgt dan alleen maar een inleiding. De fuga die volgt is even breed uitgemeten en dat geldt ook voor het originele Larghetto dat volgt. Als afsluiting is er weer een fuga, maar met een speelser karakter dan de eerste. En tot slot weer een March. Ook in Concerto VI voegt Hellendaal aan de vier delen die eerst de standaardformule volgen iets extra’s toe: dit keer een Menuet. Pieter Hellendaal heeft zeker het werk van zijn drie illustere voorgangers Corelli, Händel en Geminiani als uitgangspunt genomen, maar heeft daaraan een geheel eigen interpretatie toegevoegd. Het resultaat: een serie van zes meesterwerken.
La Sfera Armoniosa is een barokensemble zonder vaste bezetting. In de kern zitten oprichters Mike Fentross en Paulina van Laarhoven. Het ensemble is gespecialiseerd in het uitvoeren van 17e en 18e eeuwse muziek en stelt op maat gemaakte programma’s samen aan de hand van de gewenste bezettingen. Doordat La Sfera Armoniosa niet vast zit aan één vorm, hebben ze al verschillende bijzondere programma’s gemaakt in samenwerking met topmusici van over de hele wereld. La Sfera Armoniosa zoekt vaak juist naar het experiment door bijvoorbeeld samen te werken met musici uit andere vakgebieden.
Das Londoner Musikleben des 18. Jahrhunderts war stark auf italienische Musik ausgerichtet, mit Arcangelo Corelli als Paradebeispiel. Corelli besuchte England nie, aber seine Musik war überall zu hören, zu Hause und auf der Konzertbühne. Händel und Geminiani, die in Anlehnung an Corellis Werke komponierten, machten sich diese "Corellimania" zunutze.
Kein Wunder also, dass sich auch ausländische Komponisten, die in England lebten, von den Werken der großen Drei inspirieren ließen und deren Erfolgsrezept fortsetzten. Zu diesen Weiterführenden (was besser klingt als Nachfolger) muss Pieter Hellendaal gezählt werden.
Hellendaal wurde 1721 in Rotterdam als Sohn eines Kerzenmachers geboren. Um 1740 hielt er sich eine Zeit lang in Padua auf, um sich bei Giuseppe Tartini, dem berühmtesten Violinlehrer Europas, zum Violinisten und Komponisten ausbilden zu lassen. Hellendaal ließ sich dann in Amsterdam nieder, entschied sich jedoch 1751 für eine Reise nach London, vermutlich in der Hoffnung auf mehr Ruhm und Einkommen.
Die Londoner Zeit dauerte von 1751 bis 1760. Seine Six Grand Concertos wurden 1758 von dem Londoner Musikverleger John Walsh ausgegeben. Später, in Cambridge, wurde Hellendaal 1762 zum Organisten der Pembroke Hall Chapel ernannt und verbrachte den Rest seines Lebens, eine Zeitspanne von fast vierzig Jahren, in dieser Stadt. Er starb im Jahr 1799 im Alter von 78 Jahren.
Die Six Grand Concertos von 1758 sind seine einzigen bekannten Werke für Orchester. Kennzeichnend für ein solches "Grand Concerto" - eine Übersetzung des italienischen concerto grosso - ist die Unterscheidung zwischen Solo- und Tutti-Parts. In Hellendaals Grand Concertos gibt es vier Solisten, zwei Geiger, einen Altspieler und einen Cellisten, die zusammen das Concertino bilden.
Hellendaal nahm zwar die Werke seiner drei berühmten Vorgänger Corelli, Händel und Geminiani als Ausgangspunkt, fügte ihnen aber eine ganz eigene Interpretation hinzu. Das Ergebnis ist eine Sammlung von sechs Meisterwerken.