Na haar veelgeprezen album Visions met muziek van Cyril Scott, komt Nino Gvetadze met het nieuwe album Einsam, met pianowerken van Robert Schumann. Het is de begenadigde pianiste weer gelukt een wonderschoon album te maken, met soms ingetogen, soms speels spel.

Het idee voor deze opname ontstond begin 2020, het jaar van eenzaamheid, isolement en stilte. De pandemie onderbrak onze menselijkheid en deze pauze bleek onze nieuwe realiteit te zijn. Het was voor iedereen anders, voor sommigen makkelijker dan voor anderen. Voor Nino Gvetadze voelde het als een achtbaan, dagen van pure sereniteit, werden gevolgd door rusteloze momenten. Al snel ontdekte ze dat niets natuurlijker en bevredigender aanvoelde, dan het spelen van de muziek van Robert Schumann. De muziek van deze man die, als geen ander, de tegenstrijdige kanten van de menselijke natuur voelde en begreep, kwam als geroepen. In zijn tijd vereenzelvigde Schumann zich met de term "Frei Aber Einsam" (vrij, maar eenzaam), in deze tijd voelde het voor velen van ons vooral "Einsam”.

Voor de pianiste vielen de stukken van Schumann op hun plek als parels aan een ketting: terugkijkend naar het verleden en kijkend naar vandaag en morgen. ‘Arabeske’, het eerste stuk van Schumann dat zij als kind ooit speelde. 'Kinderszenen', waarin ze nu haar eigen kinderen herkent. Een reflectie van de huidige en vreemde realiteit in het excentrieke en tegelijkertijd betoverende 'Kreisleriana'. De onzekere toekomst, weerspiegeld in 'Vogel als Prophet' en uiteindelijk 'Romanze': hoop op troost.

Nino Gvetadze groeide op in Tbilisi, Georgië en verhuisde na haar conservatoriumstudie naar Nederland. Ze heeft een drukke internationale carrière, won prijzen en wordt alom geprezen om haar spel. Ze trad als solist op onder leiding van beroemde dirigenten en met grote orkesten in binnen- en buitenland. Het NRC noemde haar "Een geboren pianiste die de kunst verstaat om zelfs tijdens de meest halsbrekende passages tot het hart te spreken."

Robert Schumanns Klaviermusik ist ausnahmslos mit den dramatischen Ereignissen in seinem Leben verbunden. Schumann ließ sowohl seine Liebe zu Clara als auch seine pianistischen Frustrationen in seine Musik fließen, die oft im Gedanken an Clara entstand, romantisch wie musikalisch – sie war eine eigenständige, herausragende Pianistin und Komponistin.
Am Ende der 1830er Jahre schrieb Schumann zahlreiche Werke für Klavier, von denen viele sehr erfolgreich waren. Die Arabeske in C-Dur, Op.18, datiert auf den Anfang des Jahres 1839. In einem Brief vom 15. August beschreibt Schumann das Stück, das der Frau Majorin Friederike Serre auf Maxen gewidmet war, als 'schwächlich und für Damen', und es besitzt tatsächlich eine sanft lyrische, träumerische Qualität. Doch in der Arabeske steckt mehr als diese verhaltene Beschreibung erahnen lässt. Schumann hatte Leipzig im Herbst 1838 verlassen und war nach Wien gereist, als seine Beziehung mit den Wiecks in einer Sackgasse geendet war, und man mag in der Mischung von Schwermut und Entschlossenheit nachfühlen, wie intensiv er die Trennung von Clara empfunden hat.
Von der Klaviermusik, die Schumann in den 1830ern komponierte, enthalten nur zwei Sammlungen Satzbezeichnungen: die Phantasiestücke, Op. 12, und die Kinderszenen, Op. 15, aus dem Jahr 1838. Schumann skizzierte 'dreißig kleine putzige Dinger', aus denen er 13 auswählte und 'Kinderszenen' nannte. Die lebhaften Satzbezeichnungen wurde jeder der Szenen erst nach dem Komponieren angehängt, und nicht der musikalische Inhalt von der Beschreibung inspiriert. Doch die zarte Romantik der Stücke - insbesondere der Träumerei - legt nahe, das Schumanns Gedanken beim Komponieren nie lange von Clara abschweiften.
Wenngleich Clara für Robert eine immense Inspiration war, wurde er auch stark von musikalischen und literarischen Quellen beeinflusst, was ihm half, seiner inneren Welt Sinn zu verleihen. E.T.A. Hoffmann befähigte Schumann, die verschiedenen Facetten seiner Natur durch die Figur des Johannes Kreisler zu erkunden, ein Charakter, der in verschiedenen Ausgaben erscheint, einschließlich Hoffmanns Fantasiestücken, von denen ein Abschnitt als Kreisleriana betitelt ist. Schumann identifizierte sich stark mit dem Kapellmeister Kreisler: beide Männer widmeten sich der Musik J.S. Bachs, und beide schwankten zwischen Stimmungsextremen, von Ekstase zu Verzweiflung. Diese facettenreiche Natur ist in den acht Sätzen der Kreisleriana, Op. 16, ummantelt. Kreislers brüske Stimmungsschwankungen werden repräsentiert in Schuberts Kontrast zwischen umwerfender Virtuosität und lyrischer Zärtlichkeit, oft verankert durch den tonalen Kontrast zwischen den Tonartenbereichen g-Moll und B-Dur. Schumanns dualer Charakter, zuvor kommuniziert durch Florestan und Eusebius, hatte ein neues Sprachrohr gefunden.
Im Kontrast zum ersten Jahrzehnt seiner Karriere, die fast ausschließlich der Klaviermusik gewidmet war, schrieb Schumann in den 1840er Jahren kaum für Klavier solo, lediglich eine Hand voll Fugen und Stücke für Kinder. Am Ende des Jahres 1848 begann er die Arbeit an den Waldszenen, eine Sammlung von neun kurzen Klavierstücken. Vogel als Prophet ist eines der aufwühlenderen Stücke dieses Werks. Im April 1839 war Schumann von Wien nach Leipzig zurückgekehrt. Er entwarf seine Drei Romanzen, Op. 28, vor dem 11. Dezember. Clara hatte sich so in das Stück verliebt, dass sie darauf bestand, seine Widmungsträgerin zu sein: 'Als Deine Braut musst Du mir durchaus noch etwas dedieiren, und da weiß ich denn doch nichts Zarteres als diese 3 Romanzen, besonders die Mittelste, die ja das schönste Liebesduett.'