About the album
The third volume of our complete recording of Bach's cantatas comprises works drawn from three different categories. First comes a group of seven sacred cantatas from the years 1714-17, the majority of which were written for the Weimar Schloßkirche. Taken together with the cantatas contained in Volumes 1 and 2,these seven works - Cantatas 54,63,155, 161,162,163 and 165 - form the group of 23 sacred cantatas that have survived complete from the years leading up to the end of Bach's term of office as Konzertmeister to the Weimar court in 1717. The second category comprises Cantatas 22 and 23, the two works with which the composer - now Kapellmeister to the court of Cöthen - auditioned for the post of Thomaskantor in Leipzig in the spring of 1723 and which thus form the starting-point of the extended series of sacred cantatas that will be launched with Volume 6. The third and final category is made up of a single work, the hunting cantata BWV 208, which was written for a quest performance at the Weißenfels court in 1713. Like Cantatas 203 and 524 included in Volume 2, Cantata 208 is numbered among the secular works from Bach's pre-Leipzig period.
Deel 3 uit de serie Bach Cantates opgenomen door Ton Koopman
Tussen 1994 en 2004 nam dirigent Ton Koopman de enorme taak op zich om alle cantates, gecomponeerd door Johann Sebastian Bach, op te nemen met zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir. Tijdens zijn leven schreef Bach vermoedelijk 295 cantates, waarvan er 202 bewaard zijn gebleven. Het overgrote deel van deze cantates kwam tot stand in de jaren 1723-1725 toen Bach in Leipzig verbleef. Althans volgens biograaf Christoph Wolff, met wie Ton Koopman samenwerkte aan het enorme Bach-project.
Bach schreef de meeste cantates als muzikale omlijsting van de zondagse kerkdienst. De cantates sloten inhoudelijk aan bij de lezingen en de preek van die zondag of kerkelijke feestdag. Het was dus functionele gebruiksmuziek, maar van een hoog muzikaal niveau. Vaak beginnen de cantates met een uitgebreid openingskoor, gevolgd door enkele aria's en recitatieven (vertellende stukken, zonder tekstherhalingen).
Koopman heeft, zoals gezegd, alle bewaarde 202 cantates opgenomen. Deze verzameling is onderverdeeld in 22 delen. Musicologen verdelen Bach's enorme cantateproductie over 5 cantatejaargangen. Een cantatejaargang of cantate-jaarcyclus bestaat uit een groep van bij elkaar horende cantates, geschreven voor de kerkdiensten van één kerkelijk jaar.
De muziek in dit 3e deel is onderverdeeld in 3 verschillende categorieën. De 1e categorie bestaat uit, bewaard gebleven, kerkelijke cantates uit de jaren 1714-1717, waarvan het merendeel geschreven is voor de Weimar Schloßkirche. In de tijd dat Bach in dienst was als concertmeester aan het hof van Weimar. De 2e categorie bevat 2 werken waarmee Bach, toentertijd kapelmeester aan het hof van Köthen, in het voorjaar van 1723, solliciteerde naar de post van Thomascantor in Leipzig. Ze vormen dan ook het startpunt van de uitgebreide serie kerkelijke cantates uit Bach's jaren in Leipzig, opgenomen in Deel 6 van Koopman's verzameling. De 3e en laatste categorie behoort tot afzonderlijke wereldlijke werken, uit Bach's tijd vóór Leipzig. De jachtcantate BWV 208 schreef Bach in 1713 voor een optreden aan het hof van Weißenfels.